Notitie voor: Maas Evertsen van Velthuijsen

Pachter van "Velt Huys" van ca. 1633 tot ca. 1650.
Volgens het archief van de heren van Cuylenburgh heeft Maes de "bouhof tot Velthuysen" in pacht voor de tijd van 6 jaar.
Ook de daaraan voorafgaande jaren was hij pachter van de bouhof. Uit allerlei notities kunnen we afleiden dat tussen 1633 en 1639 Evert Maessen opgevolgd wordt door zijn zoon Maes Evertsen als pachter van de boerderij, die omschreven wordt als "een taemelick groot huys, een goede schuyr, twee olde schaepschoten ende eenen olden bereg voor welcke voors. goederen desen pagter Jaerlicks geeft hondert seevenent seventig guld".
Aan landerijen worden genoemd: "bij 't huys eenen Engen bouwlandts groot omtrent acht morgen. Nog op de Schutter Engen een stuck bouwlants groot omtrent anderhalf morgen. Aan die west en noorden Sijde van die hofstede licht eenen Camp weydelants in welcke Camp drie kleine Campkens afgegraven sijnen, ende worden tegenwoordig tot boulandt ende eenen hof gebruyckt, sijnde ' tsamen groot omtrent agt morgen. Eenen Camp weydelants beginnende ten noorden aen die Maender Stege welcke naer 't Velthuyser Schut loopt, ende ten suyden streckende is aen den SandtSchulper Engen groot sijnde ruym twintig morgen. Eene Camp hoylants groot sijnde acht morgen. Ende noch eenen morgen 't samen in 't maender Broeck geleegen".
De totale grootte is dus 461/2 morgen, voor die tijd een zeer grote boerderij, temeer daar de schapen op de gemene gronden geweid konden worden waar men ook de plaggen kon steken.
In de registers 6279, 6301 en 6309 van het archief van Culemborg vinden we nog Maes Evertsen als pachter van de boerderij vermeld staan. Hij heeft daar dus tot zeker 1650 gewoond.